Kroniek van een afscheid
10 juli 2020
1. Bij Meijer linksaf
Het miezerde. Ik zat achter de brede rug van meneer Jansen, voeten in de fietstassen en handen in zijn jaszakken. We reden op de Ruurloseweg richting de stad en sloegen bij Meijer linksaf. Ik wist waar we naartoe gingen, ik was er alleen nog nooit geweest. Mijn vriendje Mark fietste naast ons. Zo goed kende ik hem eigenlijk nog niet. Dat kon ook niet, ik was tenslotte pas een jaar of tien. Hij verloor ooit een stukje van zijn duim tussen een deur. Hij had een broertje genaamd Tom. Hij hield van voetbal. Dat was het wel zo'n beetje. Eigenlijk moest alles nog beginnen.
Alsof het Wilgenpark nog helemaal niet bestond.
2. Een kantine van papier
Het was een oud gebouw van hout. We liepen langs beslagen ramen en het voetbalveld. Achter de vitrages zag ik uitgelaten jongens vechten om de beste plek voor de televisie. Filmmiddag bij Grolse Boys, begin jaren '90. En ik mocht mee. Ik zag Remco. En verder wel een aantal bekende gezichten, maar die zaten op een andere school. Het waaide. De kantine leek van papier. Geel-bruine vochtplekken in de hoeken op het plafond. Het tochtige, het vochtige. Oranje stoelen.
Maar welke film we keken weet ik niet meer.
3. Anders had Hans niet
Het was winter. 1994. Ik droeg ongetwijfeld een wijde trainingsbroek en een oud jasje of een fletse rode trui van mijn pa met Koga Miyata erop. En Hummels natuurlijk, want anders had Hans niet. De eerste training. Om even te wennen. Om alvast een keertje mee te doen. Een kleine man met een oorring deelde de teams in. 'Hup, lekker voetballen,' zei Herman. Ik wist alleen niet of zijn aanmoedigingen tijdens dat partijtje oprecht of schalks waren. Hij lachte namelijk hard en veel.
Ik liet het maar in het midden, want ik deed hoe dan ook mijn stinkende best.
4. Over de lijn
De bal spatte tegen de onderkant van de lat. Zo hard dat ik er zelf van schrok. Hoe nu verder, dacht ik, toen de bal weer het veld in stuitte. We kunnen niet verder, dacht ik, want er was iets gebeurd. Maar de man in het zwart promoveerde mijn schot vastberaden tot mijn allereerste doelpunt. ‘Over de lijn, zeker weten.’ Hoofdschuddend en wegwuivend, omdat een clubscheidsrechter dat nu eenmaal doet, liep hij al naar de middenstip.
En misschien was het de verbazing. Of de nieuwigheid. Maar mijn teamgenoten waren meer uitgelaten dan ik.
5. Spelregels-buigende-broers
Er waren een paar dingen zeker in het leven: op voetbalkamp had je zon, barbecue en spelregels-buigende-broers aan de andere kant van het net. Want winnen van de begeleiding deden we niet. Winnen deden we nooit. Protesteren was zinloos. In blinde woede ontsteken, zoals Michel ooit, ook. Smeken was kansloos. Om redelijkheid vragen, zoals Mark ooit, ook. En pas heel laat op de avond, als de boosheid om de onrechtvaardigheid wat was bedaard, kwam er een halfbakken compliment over ons vertoonde spel. Ik weet niet meer wat erger was; het onvermijdelijke verlies of dat beetje olie op het kampvuur.
Het was hoe dan ook godgeklaagd.
6. Over leeftijd, oorlog en de toekomst
‘They told me I’m sixteen.’ Meer zekerheid over zijn leeftijd kon hij ons niet geven. Wij vergeleken onder de douche onze bleke, slungelige lichamen met de donkere, gespierde torso van de vluchteling uit een land ergens in Afrika. Oorlog en de voorzitter hadden hem naar ons team gebracht. Nu flitste hij met weinig rendement langs de krijtstrepen van het Wilgenpark. We probeerden hem uit te leggen waarom er ook vandaag geen scouts van Ajax aan de zijlijn stonden.
Dat seizoen spraken we niet meer over leeftijd. En we spraken niet meer over oorlog. Maar ook niet over de toekomst. Want wat viel daar nou over te zeggen?
7. Het is gedaan
Op de bijrijdersstoel lichte het schermpje van mijn telefoon op. Een bericht van Arjan. Waar ik bleef. Maar de Twenteroute duurt eindeloos en dat weet hij ook. Na aankomst liep ik gehaast langs de beslagen ramen en het voetbalveld. Achter de vitrages zag ik bekende gezichten zich buigen over de toekomst van het Wilgenpark. Ik was net op tijd. Mijn stem gaf niet de doorslag. Hoop ik. ‘Het is gedaan’, zei ik na afloop zo neutraal mogelijk tegen de voorzitter. ‘Ja’, zei hij. ‘Maar dit is zo'n stemming waarbij niemand wint. Voor of tegen: het doet iedereen pijn.’
Dat was inderdaad zo.
8. Verhalen
Dat biertje bij Mentink (tijdens de dropping, maar coach Martin wist natuurlijk op voorhand wat ons plan was), die geniepige trucjes van coach Bennie (die ons wel mooi het kampioenschap bracht), de humor van de oude garde langs de kant (en de grensrechter die daar altijd last van had), dat schot op het scheenbeen van de doelman van MEC (wat voorkwam dat de club mij voor even als held zag), die wedstrijden in tbs-kliniek Oldenkotte (waar Hannes vroeg of er nog een kamertje vrij was), Grolse Boys Super 12 (het prachtige spel dat iedereen in zijn greep had), het weekend in Valkenburg (de onwaarschijnlijke overwinning en de inboedel die Davey mee naar Groenlo bracht), het hobbelige veld in Aalten waar ik mijn been brak (en waar Korrie ten onrechte aan tijdrekken dacht), alle zaterdagen van vroeg tot laat (alsof je niet ook op zondagochtend een wedstrijd had), het hartverwarmende verdriet (omdat de dood ook wel eens een bezoek aan ons sportpark bracht) en de mooiste vriendschappen (soms voor even en soms veel langer dan gedacht).
Tot ziens, Wilgenpark.
Maar uiteindelijk zijn het de verhalen die de club maken tot wat hij was.